Als schrijfwijze komen we tegen 'van de' of 'van der' Kop', 'Cop', 'Kopp', 'Kock'.
Een uitgestorven stam begint te Zwijndrecht met Krijn Arijensz Kopje. Zijn zonen
heten in Rotterdam Arij van der Kop en Aart van der Kop. Als doopgetuige van
zijn kleinkinderen (29-10-1722, 29-07-1725, 16-06-1726 en 04-07-1729) staat
Krijn Ariensz Kopje
vermeld als 'Krijn van der Kop'. Zijn zus, Niesje Ariensen Kop gehuwd met
Bastiaen Janszn van der Net, wordt bij de ondertekening van het testament van
deze echtlieden (Notarieelarchief Zuid-Holland Hendrik Ido Ambacht datum 9
augustus 1719) genoemd als: Dit merck + stelde Niesje @ vander Kop.
Jacob Jansen Kop, zonder van der, wonende als bakker te Hazerswoude en is daar 4-11-1675 begraven. Hij is een zoon van Jan Willemsz van der Kop uit de Zuid-Hollandse stam met oorsprong in Voorschoten. Als zijn weduwe in een akte voor de notaris te Voorschoten voogden over de minderjarige kinderen aanwijst heet hij in die akte nog steeds Jacob Jansen van der Kop.
Ook in Rotterdam zien we een verloop van "van der Kop" naar "Kop" (zonder voorvoegsel), bij de afstammelingen van Gijsbert Cornelisse van der Kop. Bij zijn huwelijk te Rotterdam, Hilligersberg 26.7.1711, staat hij genoteerd als Gijsbert Cornelisz Kob wonend in 't Swaanshals. Bij zijn begraven, Hilligersberg 7.1.1743, als "het lijk van Gijsbert van der Kop wonende op de Rotte onder Blommersdijk".
In de 17e en 18e eeuw schrijft men in Gelderland bij voorkeur van de Kop. In Rotterdam en Schiedam van der Kop.